en of u mij kunt kennen.
De indruk die mijn lichaam schenkt,
daar kunt u nog aan wennen
maar u bent in uw trots gekrenkt
als ik u rond laat rennen.
Misschien gedraag ik mij wel raar
en vindt u mij ontheemd
dus daarom zeg ik het nu maar:
voor mij is het al net zo vreemd.
Ik maak weliswaar een gebaar
maar sta ervan te kijken
hoe ik daarmee een naam vergaar
waarop ik niet kan lijken.
*):
- Het Tao dat genoemd wordt, is niet het eeuwige Tao,
want de namen die wij noemen, zijn geen eeuwige namen.
Hemel en Aarde zijn naamloos geboren;
noemen is enkel de moeder der dingen.
Wie geen verlangens koestert, aanschouwt hun mysterie;
wie wel verlangens koestert, aanschouwt hun gedaante.
De twee zijn in wezen hetzelfde;
pas dan krijgen ze elk een eigen naam.
We zouden beide een mysterie kunnen noemen
en nog geheimzinniger is de poort aller mysteriƫn.
- De Tao Te Tjing van Lao-Tse, vertaling John Willemsens, 1990/1999 [1]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten