Al kijk ik achterom
dan is waarin ik zwom
een vijver van geluid.
Lang bleef ik doofstom
en maakte ik niets buit.
Drijven deed ik in de drom,
verdoofd met matte huid,
ging rond met stille trom.
Al zie ik nu vooruit
dan is er goud alom
waarin ik zal ontwaken.
Mijn zonden van scharlaken,
zijn knipperlicht en baken
en het leven bruid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten