Al vroeg vind ik mij op een stoel,
recht tegenover mij de lucht.
Het wordt al licht maar is nog koel,
zo ben ik uit de droom gevlucht.
De wolkjes, dicht opeen,
liggen in het zwerk gedrukt.
Violet, van vreemde steen,
zijn schaduwen, geplukt
uit de vergane nacht,
veranderend in rossig goud,
speurend naar hun pracht,
van dageraad heraut,
bekleed met prille macht,
brekend, bleek, bedauwd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten