Pas wanneer ik niets bezit
val ik met de aarde samen.
Nu, nog volop in de rit,
van 't begin tot aan het amen,
ben ik bezig met vaak dit:
in 't verzaam'len mij bekwamen.
En aldus sta ik niet, naakt,
open voor de werk'lijkheid.
Mijn bestaan is zo gemaakt
en ik sta steeds in het krijt.
Eens wordt mij dit afgenomen
en dan ben ik weer volkomen
want gelukkig komt de dood.
Diens genade is zeer groot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten