woensdag 30 december 2015

Nog altijd.

Eerst komt wat gebeurt,
daarna wat ik vind.

Hoe het wordt gekeurd
is slechts als de wind
die alleen kan waaien
maar niet kan verdraaien
wat zich al voltrekt
want dat is volstrekt.

Ik hecht daar wel waarde aan
maar wat is blijft staan
als de volle maan
waarlangs steeds maar wolken gaan.

Ondanks al mijn commentaar
is wat is nog altijd daar.

Mogelijkheid.

Dwars door mijn verdediging
raakt mij een belediging.
Hierdoor ben ik zeer geschokt
en mijn goedgeluimdheid stokt.

Ik weet niet goed wat te doen
en wacht naarstig op een zoen.
Als die achterwege blijft
blijf ik achter als verstijfd.

Juist omdat er niets gebeurt
wordt er een moment bespeurd
voor een nieuwe moog'lijkheid
die voorkomt nog verd're strijd.

In plaats van snel terug te slaan
bied ik een bos bloemen aan.

Op de hoogte.

Ik ben altijd op de hoogte
van een vloed of van een droogte,
van verwarring en genot,
van bewieroking en spot,
van het komen van de dood
en mijn angsten levensgroot,
van het zonnetje dat schijnt
of een schim die nu verdwijnt,
van een onvermoede geur
of in het gordijn een scheur,
van een strootje in de goot
en van wat ik net besloot.

Als dit weten er niet is
is er ook niets dat ik mis.

dinsdag 29 december 2015

Kortstondig.

Ik bak graag een pannenkoek,
pak de garde, ferm en kloek,
en klop daarmee het beslag.

Het vervult me met ontzag
hoe ik het direct zie rijzen
als ik het de pan in giet.
Dit hoef ik niet te bewijzen,
het geschiedt geheel om niet.

En een klodder op de rand
wordt een korstje, heel krokant,
even met de kleur van zand
voordat het raakt aangebrand.

Maar zijn leven is maar kort
omdat het gegeten wordt.

Overgave.

Ik gooi alle trossen los,
rooi de bomen van het bos
en verbreek de laatste koorden,
rijg niet meer aaneen de woorden
maar blijf liggen op het mos
als een prooi voor wolf en vos.

Zonder enig vast verband
of gebruik van mijn verstand
stel ik mij volledig open
zonder dat ik hoef te hopen.

Omdat ik nu niets meer doe
word ik daardoor nimmer moe.
Dan zie ik een wonder dagen
waar ik niet om hoef te vragen.

Het volle pond.

Als ik uitga van een God
Die algoed is en alwijs
en tegelijk de macht heeft tot
het creëren zonder prijs
van zowel een kil schavot
als een prachtig paradijs
dan kan er niets meer kapot:
alles is dan zoete spijs.

Deze God is niet benepen,
zal mij dus niet af gaan schepen
met wat lijkt op wrang genot
en een bikkelhard gebod.

Hij geeft steeds het volle pond.
Alleen ik kijk te veel rond.

Zeven kruimels.

Er is steeds iets aan de hand.
Wat dat is kan sterk verschillen.

Soms is 't regen, dan weer brand
of een blik die mij doet rillen.
Af en toe een lekke band
of een aandrang te verspillen,
het plezier aan mijn verstand
of een trek die ik wil stillen.

Een ding echter is constant:
dat ik deze dingen weet
en dit blijft altijd vacant
zelfs wanneer ik niets vergeet.

Daardoor kan het dat ik zie
zeven kruimels op mijn knie.

maandag 28 december 2015

Gewaar.

Gister was ik in de war,
mijn gemoed was meer dan bar.

Ik liep doelloos in het rond,
wat ik at was ongezond
en ik had een grote mond,
amper wetend waar ik stond.

't Is merkwaardig dat ik weet
dat ik deze dingen deed
want dat schijnt erop te wijzen
dat ik nochtans zag verrijzen
wat bizar en zinloos was,
als de beste in de klas.

Ook nu ben ik mij gewaar
van de nacht waarin ik staar.

zondag 27 december 2015

Hoe het is.

Heb ik ooit iets op zien komen?
Wat ik zie dat is er al.
Dit geldt gelijkelijk voor dromen
als voor 't uitgestrekt heelal,
evenzeer voor de symptomen
van verrijzen en verval.

In die zin gebeurt er niets,
of ik nu lig of loop of fiets.

Al het and're is niet waar
en alleen maar commentaar,
geeft slechts voeding aan verhalen
waar ik duur voor moet betalen.

Laat ik dit voor wat het is
is er nooit iets dat ik mis.

Blinde vlek.

Steeds deel ik de wereld in,
in een einde, een begin,
in een buiten en een binnen
of wat ik maar wil verzinnen.

Deze handeling ontgaat me
en wat simpel is verlaat me:
een gebeuren zonder strijd.

In plaats daarvan heb ik spijt
van mijn doen en van mijn laten
want ik heb niet in de gaten
dat ik zelf de hele tijd
scheiding aanbreng, als in water,
tussen vroeger, nu en later.

Dit bezorgt mij vaak een kater.

Open ruimte.

Ik heb nu genoeg gedacht:
al het denken lijkt volbracht.

Dit houdt in dat ik niet wacht
op wat nog zou kunnen komen
maar intussen dag en nacht
open sta voor al mijn dromen.

Deze mogen rustig komen,
net als wolken in de lucht
die de horizon omzomen,
soms als schaapjes, soms geducht.

En ze mogen ook weer gaan
want de hemel blijft bestaan,
trekt zich niet veel van hen aan,
kan 't zelfs stellen zonder maan.

zaterdag 26 december 2015

Gedroom.

Ik begrijp wel hoe het kan,
als ik lees in een roman,
dat ik dan geheel vergeet
dat ik hier zit in een hoek
met een fascinerend boek
daar ik een gebied betreed
waarin ik steeds verder zoek
en mij laaf aan lust en leed.

Maar is het alleen maar dan?
Wellicht is ook een roman
heel dit leven dat ik leid.

Dan wordt het de hoogste tijd
dat ik opkijk uit dit boek
en zo mijn gedroom opdoek.

Volbracht.

Als ik opgeef alle macht,
dan is alles pas volbracht.

Wat er daarna nog gebeurt
wordt door mij niet goedgekeurd
maar daarmee niet afgewezen.

Ik hoef enkel maar te lezen
wat vanzelf al is verrezen
en geen invloed wordt bespeurd
van een wens of van een plan
want daar weet ik niets meer van.

Mijn gewaarzijn, onbesmeurd,
wordt door geen idee gekleurd
en daardoor niet meegesleurd.
Voortaan blijft het opgebeurd.

dinsdag 22 december 2015

Voor jou.

Jij hebt mij van jou verbannen
want ik bracht je geen plezier.
Daarom moet ik mij vermannen
en blijf nu maar zitten hier,
ga proberen te ontspannen
en zie af van elk vertier.

Mijn gedrag stond jou niet aan
dus heb ik iets fout gedaan,
leg mij neer nu bij mijn lot
dat ik neem als jouw gebod,
zal niet meer naar jou toe gaan
en doe ook mijn mond op slot,
laat het wassen van de maan
waarborg zijn voor jouw genot.

maandag 21 december 2015

Luister.

Ik misken te vaak de bron
waaruit alle dingen komen,
die, steeds stralend als de zon,
schijnt op waken en op dromen
en de dingen voelbaar maakt
maar er niet door wordt geraakt.

Heel de wereld met haar luister
is hiermee vergeleken duister
want die trekt als rook voorbij
maar haar oorzaak blijft steeds vrij.

Haar te kennen maakt mij blij
als ik luister naar 't gefluister
dat zij toevoegt van opzij
want geen smaad of onmin huist er.

Weten is meten.

Als ik vrij ben van gedachten
zit ik lekker in mijn vel
want ik zit op niets te wachten,
dus voel ik mij wonderwel.

Maar dan plots, in ene tel,
trekt mijn denken aan de bel
met haar eisen en haar klachten
en ben ik weer aan het smachten.

Dan gaat het mij minder wel
en geen middel kan 't verzachten
totdat ik dat weer vergeet,
van het denken niet meer weet
en ten einde komt het leed
wanneer ik niet langer meet.*)


*): "Met de maat waarmede Gij meet
      zult Gij gemeten worden."
      Mattheüs 7:2 

Los.

Heel dit leven is een flits
wanneer ik het ga vergelijken
met de eeuwen die verstrijken,
snel als 't sluiten van een rits,
als ik die weer wil vergelijken,
met een golfje of iets wits
in de grenzenloze tijd,
gelijkstaand aan oneindigheid.

Elke duur, hoe lang dan ook,
is kortstondiger dan rook
als ik naar de tijden kijk
die er zijn rond haar bereik.

Een ding slechts gaat nooit voorbij:
dit moment, van grenzen vrij.
Dat is wat er altijd is,
los van een geschiedenis.

zondag 20 december 2015

Alsnog.

Soms komt wroeging op, te laat,
over niet bedreven kwaad
als ik mij in dromen laaf
aan 't verrukkelijk volvoeren
van waarnaar ik ooit, te braaf,
slechts angstvallig dorst te loeren.

Dan vergeet ik helemaal
dat dit is een zoet verhaal
waar ik nog in triomfeer.

Ik bewijs het te veel eer
en de ik die dit nu doet
heb ik geen moment ontmoet.

Maar er is een overvloed
van verlangen in het bloed.

Aannames.

Ik neem steeds van alles aan,
onder meer ook dit bestaan.

Dat noem ik de "werk'lijkheid"
maar wellicht is dat in strijd
met het komen en het gaan
van de zon en van de maan.

Want het blijft beslist een feit:
ook dit wonderlijk bestaan
dient zich niet voortdurend aan,
is er niet de hele tijd.

Waar is het wanneer ik slaap
en niet langer vruchten raap
of het anderszins ervaar?
Dan is 't dunner dan een haar.

zaterdag 19 december 2015

Het Woord.

Al wat is komt door het Woord.*)
Dit is steeds dezelfde poort
waardoor elke zaak verschijnt
en daarna ook weer verdwijnt.

Dit Woord geeft mij tevens aan
Het te minnen boven al
omdat anders mijn bestaan
snel in tweespalt vallen zal.

Dan is er gelijkmoedigheid
die ver uitgaat boven strijd
en er is geen grond voor spijt
als ik Het ben toegewijd.

Er rest niets wat dan nog stoort
en geluk komt eruit voort.


*):    "Alle dingen zijn door het Woord geworden"
         Johannes 1:1.

**):  "Gij zult de Here, uw God, lief hebben met heel uw hart
        en met heel uw ziel en met heel uw verstand
        en met heel uw kracht." 
        Marcus 12:30

Toer.

Ik wil graag een licht ontsteken
dat in feite alreeds brandt,
ben juist daardoor aan 't verbreken
wat het meest ligt voor de hand:
een gewaarzijn zonder spreken,
zonder plannen of verstand.

Alles is, daarbij vergeleken,
als het leggen op het land
van een goed gevoegde vloer.

Maar dat is een hele toer
en volkomen overbodig,
op zijn zachtst gezegd onnodig,
die ik heel niet hoef te bouwen,
had ik maar wat meer vertrouwen.

vrijdag 18 december 2015

Gebeurtenissen.

Als ik kijk naar wat gebeurt
merk ik dat er soms iets zeurt,
dat mijn fycus is verkleurd
en een trilling wordt bespeurd
van mijn rechterooglid.

En er is nog meer dan dit:
er is ook de droeve pijn
van het ontevreden zijn
en de angst dat ik niet doe
- vanwege geen moed daartoe -
wat mijn zorgen weg kan nemen:
het verlaten van systemen.

Dan, gestaag als quadriremen,
ga ik maar mijn ramen zemen.

woensdag 16 december 2015

Tapijt.

Als ik leef in hoop en vrees
word ik nog een zenuwpees.
Het is steeds een heel gedoe
en het maakt mij nogal moe.

Bovendien heeft het geen zin
maar toch tracht ik niettemin
wat zich aandient te vertalen
in succesvolle verhalen
in plaats van het gewoon te laten.

Dan pas krijg ik in de gaten
dat de wereld, reeds bevrijd,
rijkelijk ligt uitgespreid
als een eindeloos tapijt
voordat ook maar iets mij spijt.

Vergetelheid.

Tijd is altijd onpartijdig.
Of een lijn loopt evenwijdig
of gaat kronkelen, afzijdig,
al die dingen laat zij tijdig
zonder oordeel telkens toe.

Van zichzelf wordt zij nooit moe.
Zij blijft moeiteloos verglijden
bij verdriet, triomf en lijden
en valt nimmer te vermijden
tenzij dat ik haar vergeet
en haar duur niet langer meet.

Dan ben ik van lijden vrij
want er is geen tijd voor mij,
noch sta ik nog in een rij. 


dinsdag 15 december 2015

Alles op zijn tijd.

Ook al laat mijn lot jou koud,
toch staat steeds de Beer in 't Noorden.

Mijn verlangen, ofschoon oud,
vindt toch altijd nieuwe woorden
om jou weer te gaan bezingen,
al dan niet met handenwringen.

Deze dingen zijn constant
ongeacht in welk land
ik mijn leed en klachten uit
en jou missen moet als bruid.

Daarvoor hoef ik niets te doen.
Op zijn tijd komt elk seizoen.
Met bepaalde regelmaat
ruilt plezier van plaats met haat.

Het komen.

Als ik stil zit en niets doe
vraag ik regelmatig hoe
het nu eigenlijk toch komt
dat dit niet eenvoudig is.

Ik heb gronden opgesomd
zoals de benauwenis,
deel van een gevangenschap,
maar die zijn niet wat het is
want ik zette zelf de stap
naar deze belevenis.

't Is niet dat er niets gebeurt
want steeds sterker wordt bepeurd
dat iets opkomt, levensgroot:
't is het komen van de dood!

maandag 14 december 2015

Alomvattend.

Alles is geheel compleet,
inclusief de diepe spleet
die mij van de wereld scheidt
en de pijn waaraan ik lijd
bij een weer mislukte date
of door een gewetensbeet,
al het lief en al het leed
en een onverhoedse scheet.

Er valt helemaal niets buiten.
Wat er is is niet te stuiten.

Mocht ik niettemin besluiten:
"dit of dat hoort er niet bij"
- zwendel of oplichterij -
maakt het deel uit van een rij.

Splitsing.

Ik zet graag een stap opzij
en sta er dan veilig bij
als ik toekijk bij de dans
waarin ieder waagt zijn kans.

Zo kom ik nooit in de knel.
Ik vermijd gevaren snel,
zet mij handig buiten spel
terwijl ik mijn jaren tel.

Op het oog doet dat mij wel
maar het voert mij naar de hel
want het zal mij blijven scheiden
van 't beminnen en het lijden
en dan doe ik nooit meer mee,
splijt bestaan voorgoed in twee.

Ademtocht.

Ik wou alles veel te snel,
had geen vreugde in het spel
dat de liefde mooier maakt
en dat tere snaren raakt.

Daardoor werd ik ruw en dof
en mijn handelen was grof.
Al mijn charme was alsof
en ik werd te lang van stof.

Ofschoon jij mij eerst wel mocht
kreeg je daarna achterdocht.

Met een beetje meer geduld
had ik wellicht dat vervuld
waarnaar je zo schuchter zocht,
als een zachte ademtocht.

zondag 13 december 2015

Pietluttig.

Wat mij steeds voor ogen staat
is een keer te gaan ontwaken
want dat is het grote doel
waar ik toch het meest voor voel.

Maar intussen ben ik bezig
and're zaken te bereiken.

Daardoor ben ik niet aanwezig
om wat hier is te bekijken
en trek weg uit dit moment
dat geen angst en zorgen kent.

Ik deins terug voor de verveling
en kies liever voor verdeling
van de eindeloze tijd
in steeds weer pietluttigheid.

Dan pas.

Alles is voortdurend één
en daarom is er dus geen
reden tot ook welk verdriet
want een scheiding is er niet.

Wat ik zie dat ben ik zelf:
sterren in het diep gewelf,
diamanten die ik delf.

Toch blijft het een theorie
waarmee ik mij kan misleiden.

Wanneer ik jou voor mij zie,
bij 't beminnen en berijden
van een andere dan ik,
dan pas ben ik vrij van lijden
als ik blij mij daarin schik.

Geen verdriet.

Iets loopt anders dan verwacht.
Hieraan had ik niet gedacht:
dat jij nu, inmiddels vrij,
helemaal niet denkt aan mij
omdat het geluk jou lacht
en je zorgen zijn voorbij.

Nu kan ik gaan zitten kniezen
en daardoor veel tijd verliezen
maar ik kan er ook voor kiezen
(ofschoon ik nog steeds blijf niezen)
om de vreugde die je voelt
ook te zien voor mij bedoeld.

Dan heeft geen van ons verdriet
en gemopper is er niet.

Verklaard.

Waarin komen overeen
water, vuur en harde steen?

Een ding hebben zij gemeen:
dat ik van hen kennis heb.
Zonder deze is er geen
als een iets waarvan ik rep.

Zij verzinkt in het geheugen
dat hiervoor zo goed wil deugen,
is gemaakt van een besef
waarin steeds, als in reliëf,
elke daad wordt uitgespaard
en vervolgens wordt bewaard.

Hiermee is het zijn verklaard
in een beeld dat niet verjaart.

zaterdag 12 december 2015

Eigen zijn.

Valt er nog iets te bereiken
of te winnen in debat
als er op een dag zal blijken
dat ik van een grote schat
alreeds de bezitter ben
wanneer ik dat onderken?

Ook al is die hoogverheven
is zij toch spontaan gegeven,
steeds opnieuw van smetten vrij
en onmiddellijk nabij.

Scherp gewaar van elke pijn,
van de allerfijnste lijn,
blijft zij onmiskenbaar rein.

Deze is mijn eigen zijn.

De schoonheid der getallen.

Alle dingen gaan voorbij.
Zelfs geen stofje blijft bij mij.
En ook ik verander steeds,
ben bijvoorbeeld grijzend reeds.

Zit er dan dus echt niets bij
dat blijft van verdwijnen vrij?

Wis en drie: het zijn getallen
die zich zetten op gevallen
want de appels die ik tel,
hoe ik ze ook maar omknel,
zullen op termijn vergaan
maar hun aantal blijft bestaan.

Dit verschaft mij groot plezier:
twee plus twee blijft altijd vier!

vrijdag 11 december 2015

Heaven.

I am just a lonely bird
or a sheperd without herd
who is longing for a mate
or at least a good comrade.

If I on a day succeed
it is for a day indeed
for the time takes all away
which is subject to decay.

Sometimes there is quick relief,
its duration alas brief.

Such delight is like a turd
in the heaven of a nerd
where it's numbers never change
in their awe-inspiring range.

Sublimeren.

Elke keer dat ik verlang
richt ik mij op een object.

Maar daarmee maak ik het bang
waardoor het direct vertrekt,
zonder dat ik het ooit vang.
Dan is mijn verdriet volstrekt.

Laat ik dit nu achterwege
vier ik onverwachte zege:
dit verlangen is zo rijk,
maakt mij aan een koning gelijk.

Daaruit kan ik eeuwig putten
en haar energie benutten
om kastelen mee te bouwen
zonder weemoed en berouwen.

Onvindbaar.

Ik ben steeds opnieuw op zoek
en speur rond in elke hoek
naar iets dat er altijd is
zonder grens of hindernis
opdat ik het nooit meer mis.

Daarnaar blijf ik steeds verlangen,
dwaal zo rond door duizend gangen,
zing daarbij mijn droeve zangen
en ook nu alweer dit lied.

Ik zie rond in het verschiet
maar het vinden doe ik niet,
hoe ik ook maar zoek en delf
of steeds aftast het gewelf
want het is 't verlangen zelf!

donderdag 10 december 2015

Bijstand.

Als mijn trein tot stilstand komt,
midden in het open veld,
komt direct, als zorg vermomd,
wrevel op, onaangemeld.

Hoewel niemand mij iets doet
vergt het toch een zeek're moed
om de leegte te verduren
als de angst begint te gluren
die mij het idee aanpraat
dat de trein niet verder gaat.

Als de wens niet wordt vervuld
dat hij snel maar weer gaat rijden
heb ik nodig het geduld
dat mij bijstaat op de weiden.

Afkeer.*)

Elk gebeuren, vroeg of laat,
is ten dode opgeschreven.
Alles wat een keer ontstaat
wordt daarna weer opgeheven

Dit is echt waarom het gaat:
kan ik afzien van zo'n leven
of mij buigen voor dit kwaad
vol van kommer, kwel en beven?

Wat mij ook te wachten staat,
naar dit eerste moet ik streven.

Ook houdt dit mij van de straat
en zo neem ik niemands leven,
zie de waarheid in 't gelaat,
wend naar het geluk de steven.


*): "Afkeer is de voet van meditatie, zo wordt geleerd"
      Bede uit de Tibetaans Boeddhistische Traditie van het Woord.



Sinterklaas.

Ik speel graag voor Sinterklaas.
Vechtpartij en wild geraas
wil ik dadelijk voorkomen
door cadeaus te laten stromen.

Ook wanneer men mij niet mag
zeg ik vriendelijk gedag.
Elke lading dekt mijn vlag
en steeds ga ik overstag.

Spuwt men mij in het gelaat
dan vergeld ik deze daad
met een prachtig veldboeket
en ik lach daarbij koket.

Altijd heb ik binnenpret
als men mij te kakken zet.

woensdag 9 december 2015

Ongevraagd.

Als een appel wordt geplukt
noem ik deze oogst mislukt
wanneer dat te vroeg gebeurt
en de vrucht nog naar niets geurt.

Niettemin is 't een product
dat op zijn manier verrukt
nu hij ligt zo glanzend groen,
glimmend naast mijn oude schoen.

Daar heb ik niet om gevraagd,
dit stilleven dat nu daagt,
maar neem ik dit niet voor lief
maak ik mij mijn eigen dief.

Daarom kijk ik onversaagd
ook naar dat wat ik niet blief.


Buiten de box.

Soms ben ik zozeer verstrikt
in een wirwar van gedachten
dat geen uitweg mij nog schikt
en ik omkom in mijn klachten
als de klok nog zinloos tikt
tijdens slapeloze nachten.

Tevergeefs lig ik te wachten
op een engel die nog blikt
op mijn jagen en mijn jachten
en mijn geest die weegt en wikt.

Maar ik denk buiten de box
als ik dan weer onderken
dat ik deze gek niet ben
en drink whisky on the rocks.

dinsdag 8 december 2015

Spelletje.

Het komt vaak voor dat ik klaag
als men niet doet wat ik vraag
en dan wil ik soms proberen
door te gaan manipuleren
dat de wereld, stug en stil,
zich gaat voegen naar mijn wil.

Wanneer ik daar niet in slaag
en ik ook niets anders waag
zit ik ras in zak en as
maar mijn wanhoop geeft geen pas.

Want wanneer dit mij zou lukken
zou mij dat niet gaan verrukken.
Dan zou ik pas eenzaam zijn,
zonder einde aan die pijn.

Wat gebeurt.

Er gebeurt wat er gebeurt.

Als een reden wordt bespeurd
waarom dit dan wel zo is
is dat een bemoeienis
waardoor het niet wordt geraakt.
Als gebeuren is't volmaakt.

Ook wanneer ik het negeer
of juist gretig accepteer
maakt het daarvoor heel niets uit.

Het kan zonder mijn besluit
en weet daar totaal niets van.

Voordat ik iets zeggen kan
blijft het zich voltrekken
en geen oordeel kan't bevlekken.

Een andere weg.

Als een plannetje mislukt
ga ik onder spijt gebukt.
Daardoor mis ik wel een kans
want ik ben nog heel wat mans!

Ook al ben ik vastgelopen
in een ruimte die zich sluit,
staat een and're weg mij open
en daarin ga ik vrijuit.

Deze weg is zuiver tijd.

Hij biedt mij gelegenheid
om te leven in getallen
waaruit ik niet terug kan vallen
want hij gaat voorbij aan strijd
en ligt steeds gereed voor allen.

maandag 7 december 2015

Pas op de plaats.

Als ik voor een tweesprong sta
kan ik links afslaan of rechts.
Naar wat erop volgt, daarna,
daarnaar kan ik gissen slechts.

Ik kan ook hier blijven staan
en de keuzes laten gaan.

Dan sta ik als op een drempel
en de toekomst is een tempel
die ik niet betreden zal.

Waar ik sta daar ben ik al.
Dit verblijven draagt het stempel
van het wonderlijk heelal.

Wat ik zie is dan, waarempel,
grote rijkdom, overal!

Herkend.

Ik ervaar voortdurend leed
omdat ik steeds weer vergeet
dat ik aan het denken ben,
het intussen niet herken
voor wat het in feite is
waardoor ik me dus vergis.

Maar wanneer ik dat weer zie
ben ik als een wagen die
staat geschakeld in zijn 'vrij'.

Het geraas hoort er wel bij
maar tegelijk beweegt hij niet.

Ofschoon tijd voortdurend vliedt
staat hij geparkeerd en stil,
zelfs wanneer hij rijden wil.

zondag 6 december 2015

Vier fasen.

In de ruimte en de tijd
is er de gelegenheid
voor een ding om te bewegen,
zoals neerstortende regen.

Dit gaat altijd in vier fasen:
Eerst verzamelen zich wazen.
Als er daar genoeg van zijn
plenst er water op het plein
en daarna wordt het weer droog.

Ledig is de hemelboog
tot weer vocht komt uit de zee.

Soms ook in de tijd alleen:
tel ik bij een één een één
is de uitkomst twee.

Hoorn.

Als ik aan de toekomst denk
slaat de vrees mij om het hart.
Ik moet zorgen dat ik schenk
anders krijg ik het nog hard.

En mijn lust moet ik bedwingen,
dat ik niet ter helle vaar
waar geen engelen meer zingen
en ik dien als kaviaar.

Maar als er geen toekomst is
is er ook geen hindernis.

Neem maar eens mijn gulzigheid:
die is er de hele tijd.
Als er niets te halen valt
is 't een hoorn die enkel schalt.

Gevonden.

Als ik lijd dan is dat waar
want dat zou ik niet verzinnen.

Eindelijk is er iets daar
als een punt om te beginnen
en wellicht een reservoir
waaruit inzicht valt te winnen.

Maar al ga ik erop in
vind ik nimmer een begin.

Ik ontwaar ook niet de zin
maar verheug me niettemin
dat ik toch iets heb gevonden
dat naar mij werd toegezonden,
ook al is het dan een wond
die geen zwachtel ooit verbond.

zaterdag 5 december 2015

Hetzelfde veld.

Alles wordt steeds aangemeld
in slechts één en 't zelfde veld.

Hoe uiteenlopend dan ook -

zoals spanbeton en rook,
een bekentenis en list,
lieve vrede en een twist,
een bewijs en een vermoeden,
het vergeten en 't behoeden,
de verguizing en de roem -

vele zaken kunnen zijn,
door het feit dat ik ze noem
delen zij in het festijn
dat "spontaan gegeven" heet
en dat van die dingen weet.

Te hoog.

Jij bent simpelweg te mooi.
Dat veroorzaakt dat ik gooi
mijn natuurlijkheid te grabbel
en dan stotter of wat brabbel.

Hoop en vrees gaan aan de haal
met mijn aangeboren tooi
en ik ben niet meer normaal,
aan gekunsteldheid ten prooi.

Daarmee word ik het obstakel
waarmee ik een wal oprakel
die mij altijd van je scheidt
omdat jij mij dan vermijdt.

Kennelijk grijp ik te hoog
als ik jou als prooi beoog.

Speer.

Telkens als ik mediteer
blijf ik zitten vooraleer
ik ga banjeren op straat,
doe daarmee geen vliegje kwaad.

Bovendien krijg ik de kans
om te kijken naar de dans
van gevoelens en gedachten,
euforie en jammerklachten.

Doordat ik mij distantieer
bewijs ik het hierzijn eer,
ben ik over 't schouwspel heer,
niet slechts nu maar telkens weer.

Bij mijzelf zo in de leer
zit ik, rechtop als een speer.

vrijdag 4 december 2015

Pluim.

Mij verwondert het verkeer:
stromen mensen, heen en weer.

Maar wie heeft er de regie?
Er is niemand die ik zie
die het heft in handen heeft
en ervoor instructies geeft.

Wellicht gaat het als bij spreeuwen
want die zwermen rond sinds eeuwen
omdat elk dier apart
op zijn naaste buren let.

Zo gaat er geen een te hard,
en reist als een vliegend bed
elke zwerm door 't hemelruim,
wuivend als een donzen pluim.

woensdag 2 december 2015

Geen grond.

Ik ben telkens aan het streven
naar een grond om op te leven.

Daarom valt het zwaar te geven,
blijf ik liever nog wat kleven
aan wat ik verworven heb,
aan mijn bromtol en mijn step.

Maar wanneer ik eerlijk ben
geef ik toe dat ik erken
dat zo'n grond er nimmer is.

Het is immers zeer gewis
dat wat nu is zal verdwijnen,
soms direct, soms na termijnen,
maar dat daarmee zal verschijnen
wat nu niet voorhanden is.

Hoe het gaat.

Ik kan goed doen maar ook kwaad,
naar een plein gaan of een straat,
mij verlagen of verhogen.

Daartoe kan ik althans pogen
want de tijd zal het gedogen.
Zo heb ik een groot vermogen.

Dit is steeds opnieuw gegeven
en een kenmerk van het leven,
eeuwen lang en telkens even.

Stilstaan kan ik trouwens ook
en aanschouwen hoe, als rook,
alle dingen gaan voorbij,
op zichzelf van oordeel vrij,
hoe de wereld speelt met mij.



Rad.

Als je gaat en mij verlaat
vat ik dat op als een kwaad
daar ik uit het oog verlies
dat ik feitelijk nooit kies.

Alles dient zich enkel aan,
zowel komen als ook gaan,
aan gewaarzijn dat blijft staan
met of zonder zon of maan.

Dat is wat ik waarlijk ben,
of ik stilsta, slaap of ren
en al val ik in een gat
is het toch nog altijd dat.

Daarin draait het levensrad.
Dat verandert nooit een spat.

Vertier.

Als het leven lijden is*)
is ook lijden leven.
Dit is zeker en gewis
en een vast gegeven.

Als ik lijden uit wil sluiten
ga ik niet naar buiten
en het veiligste, beslist,
is gaan liggen in een kist.

Zekerheid wordt daardoor groot
maar dan ben ik welhaast dood.
Pas wanneer ik niet meer leef
komt een eind aan mijn gebeef.

Angst waarvan ik niet genees
schenkt vertier aan spier en pees.


*): "Leven is lijden",
      Eerste Edele Waarheid
      van de Boeddha Sakyamoeni.

Tantra*)

Heel dit leven is een weefsel,
zonder overtollig kleefsel,
slechts bestaande uit één draad
waaruit elke doek bestaat.

Deze draad is mijn gewaarzijn
wel bekend met lust en pijn.
Alles is ervan gemaakt,
daarom wordt het nooit geraakt.

Wanneer het zichzelf ontmoet
lijkt het dat het iets begroet
dat apart ervan bestaat
omdat het soms komt en gaat.

Dit veroorzaakt schijnbaar kwaad
maar dit inzien maakt het goed.


*): "Tantra"(Sanskrit): "Weefsel, draad."


dinsdag 1 december 2015

Niets te verliezen.

Ik wil lang niet altijd geven
want, vervuld van angst en beven,
vrees ik dat ik dan verlies
wat in zoveel jaren wies.

Als ik voor vasthouden kies
smoor ik daarmee elke bries
die blijft steken in mijn mond,
maak daarmee een cirkel rond
die mij helemaal omsluit
en ontzeg mij zo een bruid.

Maar er valt niets te verliezen
want de tijd baart telkens weer,
ongeacht wat ik wil kiezen,
duizend schatten, elke keer.

Gelukzaligheid.

Ik hoor vaak over verlichting
maar zoek nog de juiste richting
naar waar ik die vinden kan
want ik weet er niet veel van.

Tot dusverre blijft het gissen
en ik kan maar niet beslissen
welke weg ik dien te gaan
uit dit kommervol bestaan.

Zo blijf ik de hele tijd
wachten tot ooit open splijt
mijn verwarring, wijdverbreid,
in de gelukzaligheid
dat ik alle dingen ken
en tegelijk dit kennen ben.

Wellust.

Als ik eer geef aan 't verlangen
levert dat vervolgens op:
een behoefte die gaat prangen
en mijn welzijn op de schop.

Laat ik daarom niet te vroom
nemen wat niets is dan stoom.

Dan zie ik mijn wellust aan
maar ik laat die ook weer gaan
daar ik haar niet houden wil
maar haar opvat als een gril.

Want wanneer ik dat niet doe
weet ik weldra niet meer hoe
ik mijn smart nog kan bedwingen
en ga litanieën zingen.