donderdag 28 februari 2013

Bewijs.

Ik ben al lange tijd op reis
door bergen en door dalen
totdat de maaier met zijn zeis
mij op een dag komt halen.

Dan moet ik het gelag betalen
voor het geloof in mijn verhalen
waardoor ik jarenlang kon pralen
in kerken en portalen.

Nog sta ik hier voor volle zalen
maar vroeg of laat zal ik toch falen
en word vakkundig opgedoekt
en naar Timboektoe weggeboekt.

Dat ik mij hecht is het bewijs
waarvoor ik boet conform de eis.

De laatste.

Er is van alles gaande:
de gang van het bestaande,
zoals het reizen van de maan
met de zee erachteraan.

Vroeger was het dat ik waande
dat een godheid mij vermaande
als ik een contract verbrak
of spaken in zijn wielen stak.

Maar die godheid ben ik zelf
en ook ik ben zijn gewelf.

Ik ben het die de deur dicht smeet
en trek nu aan het boetekleed
maar als men vraagt hoe ik dit deed
ben ik de laatste die dit weet.

Op de biets.

Vreemd toch dat er nevel was,
zo mistig wit als troebel glas,
waar nu hoge bergen zijn
gescheiden door een diepe pas.

Atomen zijn ongeloof'lijk klein
maar vormen zich tot gras
totdat dit er niet meer zal zijn
en teruggebracht tot gas.

De dingen gaan van niets naar niets
maar zijn intussen daar.
Tussen de sterren ligt een fiets
naast een natte klapsigaar.

Ik heb mijn leven op de biets
maar 't is daardoor niet minder waar.


Momentopname.

Een hand die aan het wieden is
en tevens vele boeken schrijft
vervaardigt de geschiedenis
die in het geheugen blijft.

Een menigte die schreeuwt en kijft,
de stuwing van veel lieden is,
uiteenvalt en dan weer verstijft,
aan't loven en aan't bieden is,
is als een olievlek die drijft
op water dat aan't zieden is.

Zo voltrekt zich de historie
maar tegelijk staat elke porie
blootgesteld aan dit heelal
dat stilstaat in zijn vrije val.


woensdag 27 februari 2013

Vloed.

Alles glijdt en valt opzij
en heel de tijd holt voort.
Er stroomt een eindeloze rij
van feiten door een poort
van weten, kei na kei,
en zinnen, woord voor woord.

Ik houd dit niet meer bij
en raak hierdoor ontspoord.
Deinend op het tij
viel ik van het koord.

Ik ben alles kwijt
maar zie hoe heel de tijd,
vlijtig op een zachte vloed,
zich naar nieuwe volheid spoedt.

Volledig.

De wereld is gefragmenteerd
en veel is al verweerd.
Er liggen duizend scherven
op pleinen en op erven.

Het vlees is aan't bederven
en iedereen gaat sterven.
Wat ik kan verwerven
zal ik weer moeten derven.

Ik zie dit evenwel totaal
in ruimte zonder schaal.

Al is het waar dat deze schaar
niet scherp meer is en knarst,
ik zie hem toch volledig daar
zoals in't glas de barst.

dinsdag 26 februari 2013

Eendagsvlieg.

Hij is vandaag geboren
maar haalt mij alreeds in.
Ik kan zijn zoemen horen,
hij kriebelt op mijn kin.

Zo komt hij mij dus storen,
ik zie daarin geen zin.
Het kan mij niet bekoren,
't is stilte die ik min.

Voor hem ben ik een toren,
mijn neus een hoge tin.
Hij trippelt nu naar voren
en ik verroer geen vin.

Hij gaat vandaag al sterven,
die oogst moet ik nog erven.

maandag 25 februari 2013

Onbegonnen.

Op de dingen ligt een laag
van ideeën en begrippen
en het is nog maar de vraag
of ik die er af kan wippen.

Want zelfs "dingen" is een naam,
net zoals die van de maan,
met wijdverspreide faam,
opgelegd aan het bestaan.

Dit geldt net zo voor "bestaan"
dus begin ik er niet aan.
Ik bevind me in een veld
vrij van grenzen en geweld.

Ik sta werkelijk versteld:
dit had niemand mij verteld.

Dit moment.

Wat is zondermeer gegeven?
Dit moment dat er al is.
Dit hoef ik niet na te streven.
Het is zeker en gewis.

Pas hierna begint het leven
of komt er een hindernis.
Het gaat vooraf aan angst en beven
en aan wat ik maar beslis.

Als ik nu wat beter kijk
ben ik vrijer dan ik lijk
want van dit moment gemaakt
dat door niemand wordt bewaakt.

Het kan niet worden aangeraakt
en is voorbij voordat het smaakt.

Herkend.

Ik heb laatst iets uitgevonden
en denk nu: "dat is van mij."
Ik kan daar mijn systeem op gronden
en zet mijn aarzeling opzij.

Ik hoef nog slechts iets af te ronden
en de weg ligt voor mij vrij
naar verrukkelijke sponden
zonder dwang of slavernij.

Dit idee werd mij gezonden
uit een hemelse vallei.
Nu wil ik dit nieuws verkonden
en dat maakt ons mensen blij:

"dat is van mij" is een gedachte,
zo gekend tot niets bij machte.


zondag 24 februari 2013

Randeloos.

Er is sprake van een rijk
dat altijd aanwezig is,
eeuwig aan zichzelf gelijk,
vrij en zonder hindernis.

Ik kan denken: "Dit is prachtig
maar voor mij wat al te machtig,
bovendien wel heel ver weg
want ik ben hier: dat is mijn pech!"

Maar dat is een misverstand
want er is geen and're plek
waar mijn voet drukt op het land
en ik slaap tot leven wek.

Er is van alles aan de hand
in deze ruimte zonder rand.

Hoe verder?

Soms denk ik: "Hoe moet het verder?"
en zoek naarstig naar een herder
maar dit is een schijnprobleem
want van de toekomst is geen zweem
te vinden in dit eeuwig heden,
altijd met zichzelf tevreden.

Al mijn strevingen en beden
komen op en gaan omhoog
en vallen dan weer naar beneden
in een diep dat nooit bewoog.

Hier wordt lief en leed geleden
voor een wijd geopend oog
waar onthullingen en kleden
stralen als een regenboog.

vrijdag 22 februari 2013

Bazaar.

Dit leven is als een bazaar,
er valt van alles onder.

Flitsend blinkt de schaar
en op de gladde vlonder
vallen plukken haar.

De kapper is snel klaar,
mijn hoofd is weer wat ronder.

Ik ben weer fris, wat minder gaar,
en voel mij nu gezonder.
De lucht waarnaar ik staar
is vol van licht en donder.

Dit alles is bizonder.
't Is al met al wat raar
dat ik mij niet verwonder.


Te laat.

een anekdote.

Kant die het bestaan waarnam
gevat in een formule
had daar zelf ook wat van:
zijn maat was de pendule.

Hij had een vriend uit Engeland,
het was de koopman Green.
Zij wilden eenmaal naar het strand
en wel op klokslag tien.

Green liet het paard aansporen
en 't rijtuig reed naar voren.

Op dat moment kwam Kant er aan
maar Green bleef toch niet staan
want tijd is onpartijdig.

Kant werd dan ook niet nijdig.

woensdag 20 februari 2013

Sublimatie.

Ik wil graag de kuisheid eren
en mij niet laten verrassen
door volumes vol als peren
puilend uit gescheurde jassen.

Want dan gaat mijn lichaam veren
en zijn energie verbrassen.
Ik kan mij daar niet tegen weren,
ben er niet tegen opgewassen.

Het naakt is sneller uit de kleren
dan de vaart die mij zou passen
dus kan ik beter iets gaan leren
en intussen maar verkassen.

Ik kan dan rustig fantaseren
over lichaamsloze klassen.

Ik?

Messen kunnen zich niet snijden,
weiden zijn niet in de weiden.
Met een nijptang kan ik grijpen
maar hij kan zichzelf niet knijpen.

Het totaal kan zich niet zien
en bestaat dus niet misschien.
Zo kan ik mijzelf niet kennen
al zou ik eeuwig blijven rennen.

Waar komt die indruk dan vandaan
van onafhankelijk bestaan?
Enfin, die wordt wel waargenomen
al weet ik niet vanwaar gekomen.

Al wordt er dan ook nagedacht,
geen ik wordt aan het licht gebracht.


Wereld.

Zijn de velden ooit gemaakt
en hier toen verzeild geraakt
of waren zij er altijd al
met pas daarna de zon als bal?

Zijn ze enkel maar een droom
onsubstantieel als stoom
of wat modder in een stal,
echo van een verre knal?

Zijn zij voor mij uitgespreid
om te spelen met mijn tijd
of liggen zij hier opgetast
om hen te maaien, als dat past?

Deze wereld, niet bedacht,
lacht voluit, op eigen kracht!

dinsdag 19 februari 2013

Berusting.

Ik wil de dingen graag behouden
maar moet alles laten gaan
Zelfs de rijkste regenwouden
gaan er onherroepelijk aan.

Ik ga verder in de rij
en het eind komt naderbij.
Er zitten motten in mijn pij
en ik heb geen schone lei.

Waarom zou ik niet berusten
in de lange nederlaag?

De tijd verging dat zij mij kusten
die nu bloeien in de haag
maar daardoor kan ik nu ook rusten
en zit met niets meer in mijn maag.

maandag 18 februari 2013

Reflex.

Ik zit rustig in een hoek.
In de zaal staat iemand op.
Op de tafel ligt een boek
naast een theeglas en een kop.

Er zit een vlekje op mijn broek
naast een kruimel van de koek
en mijn adem gaat nonstop.

Ik zit roerloos als een pop
maar ben wel aan't observeren,
als een loods aan het laveren
tussen wat ik zie en denk.

Degeen die opstond geeft een wenk.
Daarop gaat mijn hand omhoog
nog vóor dat ik dat overwoog.


Vangst.

Ik stel mij telkens weer een doel
maar dat rukt me uit het heden.
Laat ik voelen wat ik voel
en mijn tijd daaraan besteden.

Heel dit heden is een mijn
waarin bals te vinden zijn:
heel de toekomst, heel't verleden,
zonneschijn, brokaten kleden.

Verdriet en onrechtvaardigheid
voeren om de voorrang strijd.
Daarbij komt een dosis nijd
maar ook schoonheid, wijdverspreid.

Op de achtergrond de angst.
Dat is wel de grootste vangst.

zondag 17 februari 2013

Mens.

Hoe is het om een mens te zijn?
Het is gevoelig zijn voor pijn,
te laten zwellen wat is klein
met soms wat water bij de wijn.

In 't algemeen niet al te rein
maar toch met een zintuig fijn
genoeg om aan te voelen
waar plezier en onrust woelen.

Onderweg naar hoge doelen
is er woede die moet koelen
maar dan komt er met een ruk
af en toe een stil geluk.

Soms ziet hij haar toestand in
en verroert daarbij geen vin.

Proust.

I am looking for a realm
where it quiet is and calm
soothing as so many balms
most delicious among alms.

Just in the present it is not.
That is either cold or hot.
Here I'm thinner than a flake,
regardless if I freeze or shake.

But when I in my pastimes rake
there are thousand things at stake.
Liberated from their tensions
stay aloft majestic mansions.

They cannot crumble, fall or quake
because they are beyond dimensions.

Doos.

Dit leven is een volle doos.
Hij is zo vol dat ik soms bloos.
Het maakt niet uit waarvoor ik koos
want hij blijft open als een roos.

Of ik nu stevig ben of broos,
te vertrouwen of slechts voos,
vrolijk, blij of kwaad en boos,
wat gebeurt blijft grenzenloos.

Er is hier geen houvast te vinden
en gedragen door de winden
drijven berg en gletscher
op het koper van de etser.

Elk verdriet en elk idee
glijden met hun schaduw mee.

Verkwikt.

Soms ben ik te zeer vermoeid
en is er niets meer dat mij boeit.
Maar op zich is daar niets tegen
want vanzelf valt nog de regen.

Ja, het komt zelfs wel gelegen.
Het wordt wat stiller op de wegen
en er daalt rust neer op het land.
Er is iets minder wereldbrand.

Gevangen in mijn waterstand
sta ik een tijdje aan de kant.

Ik leek welhaast te zijn gestikt
maar werd in werk'lijkheid verkwikt.
Nu mijn weif'len niet meer wikt
is de gelegenheid geschikt.

Blazoen.

Voor mij staat een glas met drab.
Hoe krijg ik dat helder?
Ik ben uitgeput en slap
en raak steeds beknelder.

Niet in staat om iets te doen
ben ik als een oude schoen,
afgedankt, geheel vergeten
en tot op de draad versleten.

Als ik mij hiermee verzoen
zie ik hoe de modder daalt.

Alles wordt weer klaar als toen
als mijn molen niet meer maalt
en de geschiedenis vervaalt
op een onbevlekt blazoen.


Opheldering.

Ik heb van alles fout gedaan
en wil dit corrigeren.
Dus begin ik daar snel aan
om het tij te keren.

Maar omdat ik niet veel snap
voeg ik drek toe aan de drab
en mijn moeizame bestaan
gaat volledig naar de maan.

Ja, soms is het maar een stap
en wat ik maakte wordt tot pap.
Nog kan ik alles gaan beweren
maar ik kan ook de stilte eren.

Deze zal mij niet bezeren
maar laat mij zien: het is een grap.

zaterdag 16 februari 2013

Vergetelheid.

Hij komt nabij, de wisse dood,
en legt de vergeefsheid bloot
van mijn angsten en mijn beven
en mijn haken naar dit leven.

Ik ben slechts een broze boot
en moet dra mijn zeilen reven.
Ik zal zinken in de goot
en dan nergens zijn gebleven.

Zonder uitstel, slag of stoot,
blijft er niets om aan te kleven.
Heel mijn trotse dadenvloot
was er, achteraf, maar even.

Er liggen stenen in de sloot
waar zojuist nog bloemen dreven.

Het scherp.

Typisch dat ik wil beschrijven
wat ik toch niet in kan lijven:
een bestaan buiten de tijd,
in geen ruimte uitgespreid.

Want al stel ik mij iets voor
is reeds ruimte het decor
en de daad van het beschrijven
vergt reeds tijd om te bedrijven.

Toch is er nochtans het idee
dat er zo'n gebied moet zijn
al zegt "gebied" meteen al nee
omdat het ligt binnen een lijn.

Het is als't scherp van de snee:
alleen het zwaard voelt niet zijn pijn.

Danser. *)

Als ik door een veld wil gaan
met prikkeldraad en stekels
kan ik zorgen voor een laan
waarop ik zing tussen de krekels.

Maar dit is wel een zware klus.
Ik los het liever op aldus:
ik trek een paar sandalen aan
en kan nu door de doornen gaan,
kan overal gaan staan
en richt maar weinig schade aan.

Ik ben ontslagen van de waan
mijn wegen te plaveien
en ben daarvan geen onderdaan
maar dans tussen de keien.


*): Vrij naar Santideva's "Bodhicaryavatara"
     en Watteau's "Indifférant".    


De ware vijand.*)

Word ik door een stok geslagen
wil ik wel direct gewagen
van wie die heeft gehanteerd
en mij nieuwe lessen leert.

Ofschoon de stok mij heeft geraakt
is het die toch niet die maakt
dat ik mij beledigd voel
en mijn wraak richt op een doel.

Ik ga op zoek dus naar een smoel
waarop ik mijn woede koel
en ben niet boos op deze stok
die slechts zorgde dat ik schrok.

Stootte ik mij aan een steen
let ik nu beter op mijn teen.


*): Vrij naar Santideva's
     Bodhicaryavatara. 

vrijdag 15 februari 2013

Ingedekt.

Wij leggen steeds een goede vloer
onder onze voeten
want het gevaar ligt op de loer
dat wij moeten boeten
voor te veel onachtzaamheid.
Vandaar gestage werkzaamheid.

Die vloer, op zich van waarde,
wordt getimmerd op de aarde
en is dus eigenlijk niet nodig,
luxueus en overbodig.

Zo sluiten wij ons af voor ruimte,
met een welving of een schuinte,
maar wij kunnen dit slechts doen
dankzij ruimte, nu en toen.

Blauwe lucht.

voor Hermien Rodenburg.

Oneindigheid, voorwaar:
dat is de blauwe lucht!
Transparant en klaar
omvat hij elke vlucht.

Hij is alleen niet altijd daar,
dat maakt dat ik zoms zucht.
Dan wordt het leven zwaar,
de duisternis geducht.

Maar toch is wel, gelukkig maar,
oneindigheid nog altijd daar
want ik kan blijven delen
elke eenheid, steeds opnieuw,
en onbelemmerd spelen
tussen de beelden die ik hieuw.

Vooraf.

Tot op de dag van heden
is het mij nog nooit gelukt
mijn geest zo te ontkleden
dat ik verwonderd en verrukt
gedachten heb zien komen.

Zij blijken al te wonen
in een veld van kennis
zodra ik ze maar zie.

Ik weet niet waar mijn pen is
en buig daarom mijn knie.
Ik kijk onder de tafel
maar zie alleen een wafel.

Net zo is 't hele leven
alreeds vooraf gegeven.

Vanwaar.

"Waar komt de wereld toch vandaan?"
Ik heb mij met die vraag gekweld.
"Wat is de grond van het bestaan?"
Geen antwoord heeft zich nog gemeld.

"Vanwaar de zon, vanwaar de maan?"
Er wordt een lang verhaal verteld.
En: "Welk tijdperk breekt nu aan?"
De toekomst wordt alweer voorspeld.

Ik heb echter verondersteld
dat er tijd en plaatsen zijn
vanwaar de dingen komen,
die echter voor hetzelfde geld
niets anders zijn dan schijn
waardoor illusies stromen.

donderdag 14 februari 2013

Zwerk.

Het wijde zwerk is grondeloos
waaruit zijn regens plenzen.
Zijn diepste laag is bodemloos,
zijn verte zonder grenzen.

Het maakt niet uit waarvoor ik koos,
voor eenzaamheid of mensen:
ik word omringd als door een roos
met bloemblaadjes van wensen.

Zijn peilloosheid is wel berucht,
in metropool en elk gehucht,
maar is toch lichter dan een zucht.
Zo wordt mijn vlieden tot een klucht.

Bovendien: zelfs als ik vlucht
blijf ik nog altijd in zijn lucht.

woensdag 13 februari 2013

Watersnake.

Although there is so much at stake
I still don't know which take to take.
All my ways end in a fork
leading towards swamp or lake
where a queen waits or an orc.
Here is fear that I can't fake
so I tremble and I shake
and I pray for Heaven's sake
that my country doesn't quake.
All the gestures that I make
reveal this is no piece of cake.

Thus remains my view opaque
but at least I am awake
and see the swirling watersnake!



maandag 11 februari 2013

En sof aur.

Ik besluit een greep te doen
en mijn hand tast naar de poen
of ik denk niet meer aan toen,
zorg dat ik mij zo verzoen.

Het zijn plannen die ik maak
en die lukken best wel vaak.
Zij vallen zelfs nog in de smaak
al blijf ik ook een vreemde snaak.

Toch is dit enkel wat ik denk
als ik nog een glas inschenk.
Het idee dat ik nu zwenk
volgt op de gewijde wenk
van een kosmos die zacht lacht,
dagen plooiend in de nacht.



In zijn vrij.

Ik zit rustig in de wei
met mijn handen in mijn zij.
In de hemel drijven vrij
wolken zorgeloos voorbij.

Dit geldt ook voor mijn gedachten.
Zonder dat ik hoef te wachten
komen zij op eigen krachten
zoals dagen doen en nachten.

Geen van hen was ooit van mij.
Ik blijf zitten als een kei
en aanschouw hen rij voor rij
en voorkom zo averij.

Als bij een auto in zijn vrij
raast het gas. Daar blijft het bij.




zondag 10 februari 2013

Reisplan.

Af en toe ben ik vertraagd
en mijn reisplan wordt verdaagd.
Er is dan sprake van een stemming
die zich sluit tot een beklemming
als het tempo wordt verlaagd
en de stormwind niet meer jaagt.

Ik ben gevangen in een stremming,
alles wordt mij tot een remming.
Heldendaden zijn vervaagd
als er niemand meer iets waagt
en wat bruiste is versaagd.

Aan de discus werd geknaagd
en de vloed is weggevaagd
na de laatste lemming.

Pasgeboren.

Ik ben nog maar net geboren,
door geen mening nog verblind.
Het is vreemd dat ik kan horen
en mijn huid is zacht als wind.

Er is maar weinig vantevoren,
daarom ben ik fris gezind.
Een idee kan mij niet storen
want ik ben een dagenkind.

Heel het leven is een waas
waarover ik mij zeer verbaas
en wat er is staat mij zo na
dat ik niet weet of ik besta.

Mijn blikken, naar herkenning zwemend,
zijn voor't publiek adembenemend.



vrijdag 8 februari 2013

Aquarel.

Lang en hard heb ik gewerkt.
Mijn positie is versterkt.
Maar ik heb mij ook beperkt
en een hoop niet opgemerkt,
zoals het krijsen van een meeuw
in een hemel vol met sneeuw
of het komen van een eeuw,
niet te grijpen, als een geeuw
in een wereld, dicht bevolkt,
die door tijd en ruimte kolkt.

Of een kiezel op het pad,
als het ware in het klad,
onderdeel van 't aquarel
aan mijn tobben parallel.

Boven Jan.

Ik heb om mij heen geslagen
en hoef niemand iets te vragen.
Zonder zorgen zijn mijn dagen,
ik ben niet meer te belagen.

Ik kan rusten en vertragen
want ben klaar met jagen.
Daarom kan ik nu versagen
want er valt niets meer te wagen.

Alle wegen zijn beproefd,
overal heb ik vertoefd.
Ik heb mijn vijand overtroefd
en nu wel genoeg gesnoefd.

Nu dit alles niet meer hoeft
ben ik eenzaam en bedroefd.

donderdag 7 februari 2013

Cinderella.

Op de keien, licht en knusjes,
ligt nog sneeuw als witte kusjes
en er zijn maar weinig musjes,
minder zelfs dan de paar klusjes
die ik makkelijk kan doen
in dit stil en pril seizoen.

De plavuizen die ik boen
zijn zo hard en kaal als toen.
Ik geef ze stevig van katoen
tot ik verkleur als een kapoen.

Ik ben eenzaam, zonder zusjes,
maar ik rijg en haak mijn lusjes,
maak een koets van een pompoen
voor een prins met wie ik zoen.

Ondoorgrondelijk.

Ik ben moeilijk te doorgronden
en lijk op een gesloten boek.
Ben ik soms hierheen gezonden
en zo ja, uit welke hoek?

Een motief wordt niet gevonden
ondanks dat ik naarstig zoek.
Wat ik ook maar wil verkonden,
ik blijf vreemd als een koekoek.

Wat voor mij ligt uitgestald
is al evenzeer een wonder,
zeker als het onweer knalt
met zijn flitsen en zijn donder.

Omdat er niets te peilen valt
blijft het krachtig en bizonder.

woensdag 6 februari 2013

Erfzonde.

Om te leven laat ik doden
want wie graan trekt uit de zoden
pakt allicht een beestje mee
om niet te spreken van het vee
dat in weerwil van zijn blaten
het bestaan voor mij moest laten.

Ik heb ontwikkeld ook de kunst
om te komen in de gunst
van hen van wie ik iets wil krijgen
maar vraagt men mij dan ga ik zwijgen.

Ben ik al met al wel goed
als voor mij vloeit zoveel bloed
of is het feit dat ik wil leven
reeds de oorzaak van veel beven?

Dat ik dit schrikbarend vind
geeft toch aan dat heil mij bindt.
 

dinsdag 5 februari 2013

Terwijl.

Uit een vol en blij gemoed
ontsnapt moeiteloos een groet
maar de tong blijft vastgekleefd
bij wie niets te zeggen heeft.

Er is geen reden, welbeschouwd,
dat men somber en benauwd
oud verdriet en zorg herkouwt
want de velden zijn bedauwd.

Toch keert men telkens weer
graag weer terug bij 't oude zeer
want dat is veilig en vertrouwd
en uit gewoontes opgebouwd.

Het is helend dat men rouwt
terwijl de wind waait in het woud.






Entropie.

Wat met moeite is vergaard
en waar lang voor werd gespaard
toen zorgvuldig nog bewaard,
is soms plotsklaps niets meer waard. 

Voordat iets tijd heeft om te sterven
ligt het soms ineens aan scherven
en een vonkje uit de hand
brengt een vuurzee op het land.

Bezigheid en huis en haard
smelten weg als sneeuw in maart
en wat op een dag nog groeit
is op een andere gesnoeid.

Alles is als een gebaar:
is't eenmaal weg, men weet niet waar.

Tijdverdrijf.

Of ik het nu wil of niet
en ongeacht of men het ziet
stroomt de tijd voortdurend door
en gaat wat ik heb te loor.

Hij is blind voor wat ik doe,
wordt het stromen nimmer moe,
dekt drama's en geheimen toe
en kost zelf geen soe.

Eens zal ik begraven zijn
maar 't jaar daarop is er weer wijn
en de zorgen en de pijn
gaan vooraf aan nieuw festijn.

Dat u dit leest en ik dit schrijf
is een deel van zijn bedrijf.

maandag 4 februari 2013

Ring.

Vaak vat ik mij op als vat
wat ik afleid uit mijn kat
die zijn poot wast op het pad
en niets anders doet dan dat.

Dan denk ik "zo ben ik ook"
en vergeet dat ik, als rook,
eigenlijk ongrijpbaar ben
en mijzelf niet rechtstreeks ken.

Zie ik mij zo als een ding
dan ben ik liever maar een ring
want daar kan van alles in.
Bodems zoeken heeft geen zin.

Ook raak ik nooit uitgeput.
Dat is van openheid het nut.

Aan het komen.

Het slagersmes is niets ontziend
en snijdt halsslagaders door.
Waaraan heb ik het verdiend
dat ik niet bij't slachtvee hoor?

Ach, het is een kwestie slechts van tijd
en ook voor mij naakt eeuwigheid
die, ontheven aan de strijd,
nader komt zonder respijt.

Ik vergeet vaak dat dat waar is
en zie uit naar mijn salaris,
tel verveeld de dagen af
zonder dat ik aandacht gaf
aan het komen van de dood,
open, bloot, oneindig groot.

Benoemd.

Door de golven snijdt een schip,
heeft vermeden elke klip.
Ik die aan mijn glaasje nip
ben in dit geraas een stip
en verblijf tot nu toe nog
als gedwarrel in zijn zog.

Boven een peilloos diepe trog
jengel ik nog als een joch
Dit gestuntel, slinks en log,
is niets dan gezichtsbedrog.

Want er is slechts ziedend schuimen
en de zee spat op in pluimen.
Een daarvan noem ik dan mij
maar de zee blijft daarvan vrij.

Olifant.

Wat ik waagde was riskant,
dus verlies ik nu mijn pand.
Hierdoor zit ik om het hand
en heb even geen verstand.

Plotseling, boven het land,
vliegt de hemel in de brand.
Puntig als een drakentand
klieft het zwerk de dakenrand.

Grondeloos, zonder verband,
staan mijn zorgen aan de kant
en val ik rustig door de mand,
of ik nu koning ben of klant.

Wie zich zo op tijd ontspant
wordt waardig als een olifant.

Ogenschouw.

Dit ogenblik waarin ik spring
staat los van een herinnering.
Het is nog amper maar een ding
en lijkt een beetje op een ring
waardoor in gulle overvloed
verlangen zich naar voren spoedt.

Ik houd het tempo niet meer bij
en doe dus snel een stap opzij,
neem het gat in ogenschouw,
ongekreukeld, zonder vouw,
waarin niets er echt toe doet.
Dit maakt het nu juist zo goed.

Zelfs de plannen die ik broed
worden door dit zien begroet.

zondag 3 februari 2013

Verloren.

Er is van alles best wel veel,
overstelpend in 't geheel.
Het is ontelbaar, deel voor deel.
Soms grijpt mij dat bij de keel.

Laatst stond ik nog in een tuin,
vol met distels en alruin.
Gras en halmen groeiden schuin
van mijn voeten tot mijn kruin
maar een brede heester
maakte zich voorzichtig meester
van mijn ogen en mijn oren
en ging mij compleet bekoren.

In complexiteit verloren
was er niets dat mij kon storen.

Alles is.

Om te zien hoe ik ontstond
zoek ik altijd naar de grond
waaruit ik ben opgekomen
en mijn lichaam is genomen.

Het antwoord "aarde" zint mij niet
omdat deze als geheel
draaiend door de ruimte schiet
als een kruisbes zonder steel.

Mocht ik ooit zijn uitgeademd
dan is dat voor mij beschamend
maar al is mijn oorzaak "is"
dan is er geen hindernis.

Als ik zeg: "Dit is niet waar",
is dit iswoord nog steeds daar.

vrijdag 1 februari 2013

Dis.

Alles wordt steeds aangeleverd
als een rijkvoorziene dis
zonder dat er iemand zevert
of dat ik daarin beslis.

Voordat ik ernaar kan grijpen
is het al volledig daar
wonderbaarlijk aan het rijpen,
onvoltooid of kant en klaar.

Toch is er een hindernis
die ervoor zorgt dat ik gewis
steeds naar complimenten vis
of naar motivaties gis,
waardoor ik de vreugde mis
van te zijn met wat er is.